Gust Peeters
Biografie
Gust Peeters (1958) heeft al heel lang iets met taal. Niet verwonderlijk allicht dat hij, na een korte loopbaan in de privésector, gedurende drie decennia bij de verslagdiensten van de Kamer van Volksvertegenwoordigers heeft gewerkt. Overdag bezig met politiek taalgebruik, 's avonds en in de weekends met - als tegengif? - poëtisch taalgebruik.
Als medewerker bij de eertijdse vzw Uitgeverij De Nederlanden publiceerde hij daar in 1979 een eerste, onvoldragen uitgave, 'Ballade van mijn jeugd', onder schuilnaam Jan Van Gent jr. In 1990 werd zijn gedicht 'De ollebolleboemel' opgenomen in de verzamelbundel 'Kom maar, dichter' (Altiora). Tussendoor verschenen soms gedichten van zijn hand in vrij obscure tijdschriftjes.
Debuteren deed hij in 2024 met de bundel 'Achtergrond' (Uitgeverij Polemos), die in een recensie werd betiteld als mogelijk het meest merkwaardige debuut van de laatste jaren. Daarbij is hij ook nog kleinschalig organisator van onder andere 10 op de Schaal van Dichter, Poëzie in het Stadspark en Met veel Gusting.
Zijn grote taalhelden zijn Lennaert Nijgh, Ernst van Altena, Willem Wilmink, Jean Pierre Rawie, Anton Van Wilderode, Hubert Van Herreweghe, noem maar op.
Van hem wordt gezegd dat hij op een podium rust uitstraalt en dat hij een publiek kan betoveren. Van gespannen stilte tot levendige interactie met het publiek, het is hem allemaal toevertrouwd. Zijn gedichten gaan over de meest uiteenlopende thema's en zijn overwegend vormvast. Klassiek, zeg maar. En dat is prima.
Uitgelichte titels
Achtergrond
Lezingen
Gust Peeters is lichtjes gek. Dat zal hij zelf niet ontkennen, want hij treedt al eens meer op onder zijn artiestennaam, de Gekke Oude Dichter. Ook wel gee oo dee. Moeten we dat nog verder toelichten?
Al schrijft hij al zijn hele leven poëzie, is hij toch pas in 2012 voor het eerst op een podium geklommen om achter een microfoon te staan. Dat is hem zo goed bevallen, dat hij er in feite nooit meer af is willen komen. Sinds dan is hij bijzonder intensief met poëzie bezig en dat heeft al best wat gedichten opgeleverd. En verhalen. Over de Poëziebus bijvoorbeeld (2015-2019). Of over de Cobra Poëzieprijs (2014 én 2015). Over UKG’s. Over afwijzingen van uitgevers en hoe je daarmee dan toch op de VRT komt.
Een klassieke lezing behelst het ten gehore brengen van eigen werk door Gust, eventueel in een door de organisator gewenst teken of afhankelijk van een door hem gekozen thema. Van gortdroog, ‘opsommend’ voorlezen is evenwel geen sprake. Gedichten ontstaan immers niet uit een vacuüm, maar hebben op één of andere manier een band met de persoonlijkheid van de auteur. De toehoorder wordt daarom bij de hand genomen en middels de persoonlijke ontwikkeling van Gust als dichter van gedicht tot gedicht geleid. Daarbij zijn er als het ware ‘tussenstops’ waarop wordt verwezen naar de dichters en denkers die een rol gespeeld hebben bij het ontwikkelen van het eigen dichterschap, met soms rechtstreekse verwijzing naar sporen daarvan in specifieke gedichten. Gust bereidt een lezing in ieder geval graag in nauw overleg met de organisator voor, kwestie van een boeiende invalshoek te kiezen. Interactie met het publiek is ook een reële mogelijkheid, met bijvoorbeeld een vragenronde achteraf, of in de vorm van een interview waarbij een aantal gedichten als ankerpunt wordt gehanteerd.
Maar het mooiste van alles blijft wel de stilte die hij automatisch opwekt bij het voordragen. Die spanning. Die sfeer waarin je een speld kan horen vallen. Waarin je aan zijn lippen hangt om een gedicht te horen. En dat is waarvoor hij het doet. Ook bij u.
Praktisch
- Klassiek zaaloptreden met geluidsversterking: onbeperkte grootte groep.
- Kleinschalig optreden met interactie: max. 25 man.
- Mogelijkheid voor exposeren van beperkt aantal gedichtenposters is altijd meegenomen.
- Uitstalmogelijkheid voor eerder werk is ook wel fijn.