Willy Spillebeen (1932) is een Vlaamse dichter, romancier, vertaler, essayist, criticus en bloemlezer. Hij was tot 1988 leraar Nederlands en Frans in het t.s o.. Hij debuteerde in 1959 met de dichtbundel 'De Spiraal'; zijn eerste prozawerk 'De Maanvis' verscheen in 1966. Hij was redacteur van het literaire tijdschrift 'Dietsche Warande en Belfort' (DWB) en is erelid van de ‘Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letteren’ (KANTL). Hij stelde tal van poëziebloemlezingen samen en vertaalde onder meer ‘Uilenspiegel’ en ‘Vlaamse legenden’ van Charles de Coster, ‘Canto general’ en ‘Honderd liefdessonnetten’ van Pablo Neruda. In 1990-1991 verbleef hij als ‘writer in residence’ in de Verenigde Staten. Zijn werk is geëngageerd in tijd en ruimte. Voorop staat de existentiële problematiek. Zijn romans en adolescentenromans handelen over zijn eigen autobiografie en eigen streek, over de klassieke oudheid, de 16de eeuw (Latijns-Amerika, Turkije), de 13de eeuw (kruistochten, Mongolië) en de wereldoorlogen (vooral de eerste wereldoorlog). Hij won verschillende prijzen waaronder de August Beernaertprijs van de ‘Koninklijke Academie voor Nederlandse taal en letteren’, de Yang-prijs, de provinciale prijzen van West-Vlaanderen voor poëzie, roman, essay, novelle, monoloog , de interprovinciale prijs voor de roman en de Thea Beckmanprijs voor de historische jeugdroman. Recente romans zijn: 'Rubroeks reizen' (2009) en ‘Zomersneeuw’ (2012); recente dichtbundels: ‘Liefde, het enige’ (2006), ‘Blues om wat blijft’ (2011), ‘Onbereikbaar’ (2016).